zondag 5 december 2010

Sushi en stokjes

“Slechte stokjes”, zo kopt een artikel in het magazine Panda dat ik als donateur van het Wereld Natuur Fonds regelmatig op mijn deurmat tref. De productie van wegwerkstokjes draagt bij aan enorme ontbossing in China. Daar heb je wéér zoiets! dacht ik onmiddellijk. Wie mijn blogs een beetje volgt, herinnert zich nog wel hoe ik mij enkele weken geleden in een heftige tweestrijd bevond, na het lezen van een artikel over het uitsterven van tonijn. Door mijn sushi liefde. Schijnbaar zorgt het Oosterse antwoord op bestek bij mijn sushi dus óók al voor de teleurgang van onze aarde. Het lijkt wel alsof ik overal boze ogen op mij gericht krijg vanwege het feit dat ik mijn verknochtheid aan rauwe vis met rijst en zeewier graag met het geschreven woord bevestig.
Honderd voetbalvelden per dag; dat is wat er nodig is om aan de vraag van 45 miljard paar eetstokjes in China en 18 miljard voor de export te voldoen. Afwasbare stokjes zouden in combinatie met het reinigen ervan nog duurder zijn, zo eindigt het korte artikel. Dus wat dan wel? Goed, hoe ze dat in China gaan oplossen, laat ik verder maar aan de Oosterlingen over, maar er zal vast een oplossing zijn zodat ik mijn geweten alsnog een ietsiepietsie kan geruststellen.
Om mijn eigen houten eetstokjes, ooit aangeschaft bij de Wereldwinkel, in mijn tas mee te nemen naar mijn favoriete sushi restaurant in Amsterdam gaat me net iets te ver. Ook zie ik mezelf nog niet met mes en vork in een maki prikken. Mijn tien geboden zijn een oplossing, maar ik visualiseer dan toch snel een uitgehongerde holbewoner die de stukken kip van het bot scheurt en verwerp de gedachte. (Behalve bij de handroll, waarbij de naam van het sushi gerecht de etenswijze verraadt.) Ik besluit deze oplossingen en tegenargumenten maar even te laten voor wat ze zijn.
Verder bladerend in het magazine stuit ik op een overzicht van de resultaten van een jaar ‘natuur beschermen’. Warempel, vis kan tegenwoordig ook ecologisch verantwoord worden gekweekt! Hoe je die vis herkent? Aan het Aquaculture Stewardship Council (ASC) keurmerk, het volstrekt logische antwoord op de duurzaam gevangen vis met het MSC-keurmerk en bovendien een (onder andere) Nederlands initiatief. ASC vis is kweekvis zonder troep. De instantie controleert grondig op het gebruik van antibiotica, checkt de kwaliteit en zuivering van het water en het visvoer. En is wellicht (zo concludeer ik zelf) ook heel lekker in de sushi.
De naamsbekendheid van MSC-keurmerk is inmiddels gestegen naar 22%. Eén op de vijf mensen weet dus van het bestaan van duurzame vis af. Bovendien zijn er maar liefst 500 producten met dit keurmerk te verkrijgen, ergo, geen excuus meer om verantwoorde vis te verkiezen boven de met uitsterven bedreigde soorten. De keuze voor gezonde vis wordt met het ASC-keurmerk eveneens gemakkelijker.
Tevreden bedenk ik dat ik mijn voorkeur voor vis geenszins aan de kant hoef te zetten voor mijn gezondheid of voor deze planeet, dankzij de herkenbaarheid van keurmerken. Nu nog een definitieve oplossing bedenken voor die eetstokjes. Toch maar mijn olifanteneetstokjes mee in de tas?

vrijdag 19 november 2010

Framily

Ik ben van de generatie die opgroeide met de huwelijken en echtscheidingen van Ross, Rachels middenblonde lokken, Monica’s dwangmatige schoonmaaksessies, Joey’s dubbele pizza’s, de humor van Could-you-BE- wearing-any-more-clothes Chandler, en Phoebe’s muzikale “Smelly Cat” optredens in Central Perk. Volgens mij is het zeldzaam, zo’n hechte groep die op bijna incestueuze wijze allerlei onderlinge liefdesrelaties overleeft. Met buikpijn van het lachen, soms op het puntje van mijn stoel zittend vol verwachting of Ross en Rachel nu eindelijk weer bij elkaar kwamen, herinner ik mij dat ik stiekem jaloers kon zijn op deze groepsdynamiek. Want ook al is vriendschap nooit zomaar onvoorwaardelijk, het is altijd een bewuste keuze en (als het goed is) gebaseerd op een oprechte behoefte om deel uit te maken van elkaars leven. Ik ben dus blij met de herhalingen op Net 5.
Familie kies je niet. Die krijg je cadeau, of je er nu blij mee bent of niet. Ik roep al jaren dat ik geen familiemens ben. Alle belevenissen van het afgelopen jaar zetten mij daarover toch even aan het denken. Het overlijden van een van mijn belangrijkste familieleden drukte mij flink met de neus op de harde feiten, waardoor ik steeds meer besefte dat ik mijn vader niet zelf nog beter kon leren kennen, maar dat ik het moet doen met de herinneringen van mijzelf en anderen. Familie bijvoorbeeld. Je zou dus verwachten - ik hoopte het in ieder geval - dat die tumultueuze maanden ons wel nader tot elkaar zouden brengen!
Mooi niet dus. Deels mijn eigen schuld, hoor, want de kant van de familie waarin geen ziekte en dood voor kwam, heeft het even moeten ontgelden. De veeltallige bezoekjes van afgelopen zomer waren te vergelijken met een verblijf in een hotel en de maanden daarop moesten ze het doen met bijna doodse stilte. En als er geen stilte heerste, was er schriftelijk gebrul. Zonder genade kreeg mijn moeder behoorlijk wat verwijten te verduren en moest mijn wijze, 84-jarige oma regelmatig een poging wagen om de hoog opgelopen gemoederen te sussen.
 Het gekke is dat ik me totaal niet druk maak over deze ietwat bekoelde familiaire relatie. Waarom niet? Omdat ik het volle vertrouwen heb dat de winter wel weer voorbij trekt en de zon ons vanzelf weer opwarmt. Er zijn echter andere familiebanden die door alle seizoenen heen jarenlang in de vrieskist hebben gestaan en waarvan mijn vader in zijn laatste maanden hoopte dat ze gauw in de oven werden gezet. En ach, familie is onvoorwaardelijk, zeggen ze wel eens, dus waarom niet?!
De hartelijke uitnodiging om een weekend af te komen hebben mijn zusje en ik ook zonder moeite omarmd. Lekker eten, een warme jacuzzi in de tuin, een eigen slaapkamer met en-suite badkamer; méér kan een gast niet wensen. Dat er in de moeilijke tijd van rouw nauwelijks interesse werd getoond, nam ik voor lief. Zelf hebben ze immers ook het een en ander te verwerken. Kerst vieren samen met deze kant van de familie? Waarom niet?! Het bleek wishful thinking.
Plat gezegd werden mijn zusje en ik van harte uitgenodigd, maar is aanhang niet welkom. Niet bij deze gelegenheid, niet dit jaar. Alle andere keren wél, dat moet ik erbij zeggen. Nou breekt mij de Jimmy Choo!!! En geloof mij, die zijn me zeer dierbaar. Kerst is wat mij betreft de tijd om door te brengen met je geliefden en dat is mijn wederhelft alweer bijna 4,5 jaar (die vier maandjes pauze eerder dit jaar laten we buiten berekening). Het moet niet gekker worden, of moeten we in 2010 soms eerst drie dagen een Wesley en Yolanthe trouwerij nastreven voor wij als volwaardig stel worden gezien?! Ik heb hartelijk (ja, inclusief de letter r) bedankt voor de uitnodiging.
Wéér een illusie armer, toch geen open plek in de vrieskist gecreëerd, maar wél een hernieuwde waardering voor de kant van mijn familie die zich ietwat verwaarloosd voelde de laatste tijd. Dat ik geen familiemens ben, is wéér bevestigd. Godzijdank heb ik veel lieve vrienden met wie ik met buikpijn van het lachen kopjes thee kan drinken in een Amsterdamse versie van Central Perk!

woensdag 10 november 2010

Spiegeltje spiegeltje aan de wand...

Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is de duurzaamste in het land? Morgen, 11 november 2010, is het de dag van de duurzaamheid. Een uitstekend moment om eens goed bij mijn eigen gedrag omtrent dit onderwerp stil te staan. Vorige week schreef ik nog vol verontwaardiging over het sushi verspillende gedrag van een mannelijke medepassagier, maar slechts enkele dagen later werd ik even heel hard met de neus op de feiten gedrukt. Met het schaamrood op mijn kaken las ik in de krant dat de toenemende populariteit van sushi er inmiddels voor heeft gezorgd dat er bijna geen tonijn meer te krijgen is. Een pijnlijke confrontatie.
Wist ik dat dan nog niet?!! Ik hoor anderen al gniffelen om deze naïviteit. Ja, natuurlijk ben ik op de hoogte van de problematiek rondom overbevissing. Ik let er dan ook op dat ik vis koop met het MSDS keurmerk, of iets dergelijks. Maar dat die kleine iniministukjes vis in die overheerlijke maki’s, handrolls en nigiri’s mij schuldig maken aan een gebrek aan evenwicht in het ecosysteem, zo ver had ik nog niet eens gedacht.
Rechts dwarrelt een engeltje op mijn schouder die mij vermaant om een consequent te zijn in mijn standpunt. Links ploft het duiveltje neer, die mij van een waslijst met excuusjes voorziet. De discussie verloopt ongeveer als volgt;
E: “Tel al die iniministukjes tonijn eens bij elkaar op en dan ben je gewoon nog zo’n hork die bijdraagt aan het vangen van een praktisch uitgestorven vissoort”
D: ”Ja maar, ik laat mijn stukje vlees ook al staan, dan compenseer ik toch mooi?!”
E: “Geen vlees, wel vis? Lekker inconsequent.”
D: “ja, maar in vlees zitten hormonen en antibiotica, dus daarom eet ik dat niet.”
E: ”IN VIS ZIT OOK TROEP! Wat dacht je van al die chemische stoffen in het visvoer?”
D: “Ehm, ok, maar vis wordt tenminste niet door de kop geschoten.”
E: “Denk je nou echt dat vissen met pluchen handschoentjes worden geaaid tijdens de vangst?”
D: “Ja hallo, moet ik mijn vis nu ook al opgeven uit principe?! Ik heb toch iets van proteïnen nodig?!”
E: “Dierlijke eiwitten zijn prima te vervangen door noten, zaden, soja en dergelijke…”
D: “Soja maakt me dik. Ik heb geen zin in al dat oestrogeen.”
E: “En je draagt ook nog leren schoenen, hè dame?”
De ruzie in mijn hoofd wordt op dit punt stante pede het zwijgen op gelegd. Nobody touches my shoes! Ik heb diep respect voor veganisten, want ik kom toch telkens tot de conclusie dat het doden van dieren weliswaar op te wrede wijze gebeurt, maar dat het eten van dieren deel van de cirkel des levens is. Vegetariër zou ik mijzelf dus ook niet noemen, ik houd het lekker op flexitariër.
Ben ik dan niet duurzaam genoeg? Vleestransport is een van de grootste oorzaken van CO2 uitstoot. Als iedereen zijn stukje vlees minimaal één keer per week achter wegen laat, kunnen we die uitstoot al verminderen. Dus de 7 dagen dat ik ervoor kies om geen vlees te eten, vind ik toch wel redelijk duurzaam. Ik pak de fiets en de trein, ik weiger bloemen te kopen, vanwege de elf liter water die er voor de productie nodig is, ik doe alle spaarlampen uit als ik weg ga, gooi geen eten weg, ik probeer de kachel niet te vaak aan te doen en mij zal je later niet blij maken met een zuipschuit op wielen.
Probeer ik mijzelf nu goed te praten? Nee, ik ben mij bewust van het feit dat mijn kledingkast vooral uit tuniekjes en skinny's bestaat die niet van ecologisch katoen zijn gefabriceerd. En grote kans dat er kleine kinderhandjes uit India aan mijn jurkjes hebben gewerkt. Het is echter wel iets waar ik steeds bewuster van ben geworden. Ik hoop dat jullie met mij meedoen hierin. Eventjes extra nadenken over de kleine dingen die je kunt doen of laten. Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen keuzes en de gevolgen ervan. De dag van de duurzaamheid verandert dan hopelijk ooit in 365 dagen per jaar duurzaamheid: de norm. Dan zijn we allemaal de mooiste in het land...

dinsdag 2 november 2010

Sushi verspilling

Vrijdagmiddag. Het is iets na vijven. Ik zit in de intercity vanuit Zaandam naar Amsterdam centraal en terwijl ik me probeer te focussen op mijn net aangeschafte boek, zie ik in mijn ooghoek dat de man aan de andere kan van het gangpad wel akelig dicht met zijn snuit op zijn laptop zit. Maar als ik vervolgens goed kijk naar deze vreemde houding, blijkt dat hij net een hap neemt van een stukje sushi. Als een uitgehongerd weesje kijk ik smachtend naar hoe hij een tweede hap van een ‘maki’ naar binnen werkt. Tot dusver wekken zijn acties alleen nog maar jaloerse gevoelens op, maar als hij vervolgens de resterende sushi onaangetast in de prullenbak gooit, moet ik mijzelf ervan weerhouden om niet hysterisch à la Tom Cruise gillend op de bank te gaan springen - maar dan uit protest, in plaats van verliefdheidswaanzin.
Woest kan ik erom worden; voedselverspilling. Natuurlijk weet ik niet of de sushi van mijn reisgenoot wellicht uit zijn eigen koelkast kwam en inmiddels de houdbaarheidsdatum verstreken had. Evengoed is het dan een net zo kwalijke zaak, in mijn ogen. Koop dan wat minder in, ook al staat een legere koelkast misschien minder gezellig. En als je het niet lust, bewaar je het toch voor je liefje of je moeder?!
Volgens een factsheet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uit mei 2010 gooien we met z’n allen op jaarbasis voor € 2,4 miljard aan voedsel weg, en dan zijn producenten, horecagelegenheden en supermarkten niet eens meegerekend. Die gooien er namelijk nog een € 2 miljard bovenop. En dat terwijl we in 2050 wereldwijd 9 miljard mensen moeten kunnen onderhouden. Voor velen is dat nog de spreekwoordelijke ver-van-mijn-bed-show. Nou, zullen we het dan wat dichter bij huis houden? Per jaar gooi jij 8-11% van alles wat je in de winkel koopt de prullenbak in. Dus twee sneetjes van elk brood, een paar blokjes van die lekkere chocoladereep, een ruime portie aardappelen per zak, driekwart glas cola van elke fles, minimaal twee flesjes bier van een krat. Dat komt uiteindelijk neer op 50 kg per jaar, in erge gevallen zelfs 120 kg. Best zonde.
Een vriendin van mij heeft de tenenkrommende gewoonte om alles wat ze overhoudt aan eten genadeloos af te danken. De helft van de rijst wordt niet bewaard om de dag daarna een ander heerlijke maaltijd mee te bereiden, de twee overgebleven rundervinken belanden niet in de vriezer, maar op de vuilnisbelt en ze wist me zelfs ooit te vertellen dat ze een appeltaart - na er twee stukjes van te hebben gesnoept - maar aan de pedaalemmerzak toekende, aangezien ze die toch niet met haar vriendje opkreeg. Ik heb mijn mening niet onder stoelen of banken gestopt, toen ik dat hoorde. Niet alleen vanwege mijn eigenbelang (die appeltaart had namelijk een heel prettig verblijf in mijn maag kunnen krijgen), maar vooral omdat ik me op kan winden over de onverschilligheid die eraan ten grondslag ligt. De globale voedselverdeling is al zo krom als een hoepel, hoe kun je nou – wetend dat er bijvoorbeeld duizenden mensen na de aardbeving in Haïti sterven van cholera, maar ook van de honger – zo veel goed eten weg pleuren? Het toppunt van ondankbaarheid en desinteresse!
Ik denk dat wij dus zo nu en dan best kritisch naar ons eigen gedrag mogen kijken als het gaat om ons eten. Maar er ligt uiteraard ook een aanzienlijke rol weggelegd voor producenten. Volgens Dr Guillermo Hough, specialist op het gebied van houdbaarheidsdata, zijn producenten veel te voorzichtig met het bepalen van dergelijke data. Een trucje om de verkoop op te krikken, zal een cynicus beweren, maar daar heb ik persoonlijk niet zoveel mee.
En de overheid? Die gaat eens goed kijken hoe de huidige wetgeving voedselverspilling in de hand werkt en hoopt bewustwording over dit onderwerp te vergroten. Niet alleen onder de huidige consument, maar ook die lieve (b)engeltjes die we dagelijks naar school brengen.
Wat betreft de sushiverspillende meneer naast mij…ik heb dan misschien geen controle over anderen, maar wel over mijn eigen daden. Vrijdagavond heb ik heerlijk genoten van een kopje soep en een paar sushi handrolls!

donderdag 21 oktober 2010

Ik snap er geen *** van!

Lieve papa,

Had jij dat ook? Dat je er niets van begreep dat opa er ineens niet meer was? Zomaar, na amper zes weken ziek te zijn geweest, was-ie foetsie. Eerst nog lekker aan het genieten van zijn pensioen, plots met een gele huidskleur in het ziekenhuisbed, om er binnen de kortste keren tussenuit te piepen.
Zo ervaar ik het in ieder geval; ongeloof. Het kan bijna niet echt zijn. Dat mensen overlijden, weet ik donders goed. Maar wat het betekent om je papa te verliezen, blijft voor mij nog een beetje abstract. Ik kan er niet goed bij. De meest voor de hand liggende ervaringsdeskundige die ik hierover had kunnen raadplegen, was jij en toch is het zeven maanden lang niet één keer in me opgekomen om jou te vragen hoe jij het verlies van opa hebt ervaren. Gek hè?!
En toch ben jij dood. Jij lag in die kist. Correctie, jouw lichaam. Jij was allang vertrokken. Ik knuffelde een uurtje na je overlijden met je lichaam, niet met mijn papa. Het was je hand op mijn gezicht, maar het was geen aanraking. Het was een statige, wassen pop die we een week lang opgebaard hadden in jouw huis. Hij leek wel een beetje op je, méér ook niet. Gedurende die week tot aan de crematie stonden we dagelijks met een liefdevolle blik naast je kist, zelfs tot aan de ovens toe, waar het vuur toch echt niet kon verhullen wat er ging gebeuren. Hoe confronterend kun je het hebben, toch?
Ik snap er in ieder geval geen snars van. Nog steeds niet en het is inmiddels alweer tien weken geleden dat jij het voor gezien hield. Ik begrijp niet dat ik je nooit meer kan zien. Ik kan niet bevatten dat je mij nooit meer een vaderlijke knuffel zal geven. Hoe kan ik dat in hemelsnaam bolwerken als elke herinnering aan jou zo levendig blijft? Ik hoef maar het station op Amsterdam centraal uit te stappen en ik kijk tegen het Victoria hotel aan, waar wij elkaar vorig jaar november troffen. De Bijenkorf blijft hét warenhuis waar wij met zijn tweetjes lekker een hapje gingen eten. Jij wilde altijd de wijnafdeling in grote Albert Heijn filialen bezoeken, dus ik hoef maar boodschappen te gaan doen en het voelt alsof je naast me loopt om op je op jouw unieke en theatrale manier te verrukken over de prachtige indeling van de winkel. Ik lig in gedachte naast je op bed televisie te kijken, waar we ons samen te verwonderen over de kundigheid en het gemak waarmee Ceasar Millan , de dog whisperer van National Geographic Channel, de meest maniakale viervoeters tot makke lammetjes transformeert. Ik zie nog elke grimas op je gezicht, van geveinsde schok tot Hollandse nuchterheid. Ik herken de vertrouwde blik in je ogen, ik voel je armen om mij heen en zou me bijna weer ontworstelen aan die plakzoenen van je. Daar werd ik knettergek van, maar ik zou nu de luttele spaarcenten op mijn rekening opgeven om er nog een paar te krijgen.
Papa, hoe kan het nou dat je dood bent, maar voor mijn gevoel nog zo levend bent? Hoe kan het nou dat ik ondertussen die verstikkende pijn voel als ik in bed lig en onwillekeurig aan je denk? Hoe kan ik dat groeiende besef, dat als een bijtend zuur mijn ziel binnen sijpelt, het spreekwoordelijke plekje geven? Hoe moet ik ooit die tranen stoppen die spontaan over mijn wangen biggelen, terwijl ik serieus aan het werk dien te zijn? Hoe kan dat nou, papa?
Dikke plakzoen terug,
Mick

woensdag 20 oktober 2010

Ik word blij van

Appelpannenkoeken met kaneel, kwark en suiker, bonbonblok met hazelnoot-pralinévulling, dadel-abrikozenkoek van het natuurvoedingswinkeltje op Amsterdam Centraal, crackers met boter en stroop, gesmolten graskaas op een sneetje brood, rijstpap met kaneel en vanille, chocoladebiscuitjes gedoopt in de thee, lepeltjes pindakaas, gedroogde dadels, caramel-noten brownies van Starbucks, chocolate chip cookies van de Appie, M&M’s, vers oerbrood met truffelkruidenboter, vlaamse frietjes met ketchup, speculoospasta, vijgen-amandelbrood, chocola met noten en rozijnen, sushi met tonijn en avocado, gegrilde zalm met een kruidenkorstje, koekdeeg, cakebeslag, verse soep, stoofpeertjes, Ben & Jerry’s caramel chew chew of cookie dough, poffertjes met veel boter en poedersuiker, kibbeling, broodjes met tomaat, pesto en gesmolten mozarella, speculaasjes, chocoladeletters, nog meer sushi, salade met gesmolten geitenkaas gegarneerd met gecarameliseerde walnoten en druiven, mijn eigen gevulde paprika’s, Limburgse rijstevlaai of welke vlaai dan ook, vooral kruisbessenvlaai met schuim en pruimenvlaai, kruimelvlaai met pudding, nogatinegebakjes, omdat ze lekker zijn en me herinneren aan de keer dat mama per ongeluk bij de bakker om nicotinegebakjes vroeg, erwtensoep, vers rood fruit, rijstebloempap van Bambix, uiensoep met veel gesmolten kaas, Italiaans schepijs, sushi uiteraard, Italiaanse chocolademelk, droge biscuitjes, humus, muhammara bij Nomads, tapas bij Manzano, sterrenmuntthee, crêpes met chocoladepasta en vanillesaus, lange vingerkoek van mijn moeder, gebakken stukjes appel met veel caramel en kaneelijs, chocoladesoufflé, Leonidas bonbons, country koekjes, makarons, sushi van Tomo, brood met zalm en avocado, asperges, pompoensoep, noodles, Heinz tomatenketchup balanz, roombotercroissants met veel boter, chocoladepasta en hagelslag, roerei, gebakken champignons, Magnum Gold, gedroogde bananenschijfjes, cashewnoten, Amerikaanse pannenkoekenstroop, Luikse wafels, ahornsiroop, verse sapjes van mijn sapmachine, komkommer-bleekselderijsoep met cottage cheese, vijgen met geitenkaas uit de oven, tarte tartin, mango, puur en alleen vanille of caramelsaus, chipolatapudding, straciatellayoghurt, pasta met gezoete melk en kaneel, verse muntthee met honing, vegetarische groentelasagne, crème brulée, appel-notenkoeken, sint jakobsschelpen, inside-out maki’s met kaviaar, fudge, bospaddenstoelenrisotto, pizza met veel kaas en groenten, chocoladeletters, pepernoten, marsepein, zalmcocktail van mijn oma, garnalencocktail van mijn schoonmoeder, monchoutaart  met bastognekoekenbodem, VERSE APPELTAART, vooral met rozijntjes, noten en een heerlijke amandelspijsbodem.
Maar bovenal word ik blij van mijn vriendje door zijn vrolijke lach, mijn zusje Rianne die mijn nukken tolereert, mijn oma en opa voor hun steun, mijn moeder voor haar onvoorwaardelijke liefde, mijn schoonmoeder die appeltaart heeft gebakken, mijn schoonvader die me knuffelt nu mijn papa het niet meer kan, Ellen die me (tijdelijk) helpt met mijn woonprobleem, sauna en sushi eten met Saskia, al mijn vrienden, sporten op de sportschool, nieuwe schoenen, kleren of tassen, schrijven, nog meer appeltaart en van jou. Omdat je dit leest.

vrijdag 15 oktober 2010

Ziek en zielig

Horror!!! Het akelige spiegelbeeld dat mij op 14 oktober aanstaart doet mijn achternaam (mits fonetisch van achter naar voren uitgesproken) grote eer aan. Nou ben ik gezegend met een stel zeer goede en sterke genen, waardoor ik bijna geen lijntjes in mijn gezicht heb en vier tot vijf jaar jonger word geschat. Echter, mijn DNA lijkt mij vandaag eventjes in de steek te laten, om er een flink stel wallen en een lijkbleek, vaal snoetje voor terug te geven. Twee weken geleden zei ik nog tegen een vriendinnetje dat ik helemaal niet zo snel teken in mijn gezicht, maar het tegendeel is wel bewezen.

Ik probeer wat te eten, wellicht dat de eiwitten in de kwark me iets aansterken, maar het mag niet baten. Ik voel me heel zielig. Als ik vervolgens een berichtje lees van een collega, waaruit blijkt dat ze me morgen op het werk verwachten, gaan de sluizen open. Ik ben zo zie-iekkkk! Snikkend en snotterend, bijna hyperventilerend, bel ik na een warme douche mijn liefje op om toch even een schouder-op-afstand te benutten.

Toegegeven, mijn ziekmelding van de week daarvoor was in eerste instantie niet van lichamelijke aard, maar ik hoef niet uit te leggen dat de intense gebeurtenissen van afgelopen maanden een inherent potentieel hebben zich via je lijf te uiten. Mijn lief zegt dat ik braaf in mijn bedje moet gaan liggen om nog wat te slapen. Ik sputter tegen, want ik kan al de hele nacht niet slapen, en ik ben zo zie-lugggg! Tegensputteren hou ik echter niet vol, dus ik doe wat me is opgedragen, sla de dekens om me heen en blijf rustig liggen.  

De rust in mijn hoofd is ver te zoeken. Wat zullen ze van me denken op het werk? Dat ik me aanstel? Dat ik ze laat zitten en een egoïstische jankerd ben? En ik zou vanmiddag even gezellig bij mijn vrienden langs gaan, ze hebben gerekend op ons voor het eten, ik kan toch niet te laat komen? Het is al elf uur, in mijn tempo red ik het nooit om daar om twee uur vanmiddag te zijn. En ik zou hem een trucje in Word laten zien. Hoe moet dat nou??!! Hier helemaal in mijn uppie in bed blijven liggen, niemand om me te vertroetelen, niemand om mijn gedachten van mijn zieligheid af te halen??!! Ik voel me zo zie-iekkkk!

De belofte om een heerlijke kop thee voor me te maken, overtuigt me om de gezelligheid toch op te zoeken. Bovendien ben ik dan meteen in de buurt bij mijn lief om daar te logeren. Met grote moeite hijs ik mijzelf in een makkelijke legging en fleurig trui-jurkje, wanend in de illusie dat de kleurtjes hun weerslag zullen krijgen op mijn lichamelijke hoedanigheid. Ik smeer voor de vorm wat mascara op mijn wimpers, de rest kan me weinig interesseren. Ik strompel naar mijn fiets, in een slakkentempo nader ik het station en bemachtig een plekje in de overvolle fietsrekken. Slechts één gedachte herhaalt zich gedurende de reis van Amsterdam naar Assendelft: als ik maar niet in de trein moet kotsen. Ik identificeer mij totaal niet met koeien, herkauwen is echt niet mijn ding, dus ik hoef ook mijn kwark niet opnieuw te proeven.

 
Mijn benen trillen terwijl ik wacht op mijn lift vanaf het station naar het huis van mijn vrienden. Ik ben zo zie-iekkkk! En zo zie ik er volgens mijn gezelschap ook uit. Maar om toch te komen, blijkt al gauw als de juiste beslissing, zeker als mijn lief later ook komt. Het is alsof ik in een warm bad stap. Meteen bij binnenkomst wordt er een heerlijk kopje thee met honing voor me gezet en de kleine meid van 21 maanden brengt me al haar popjes en de taartjes van haar keukentje. Het kind heeft geen idee dat ik bij de gedachte aan taart al onpasselijk word en dat is misschien juist de opsteker die ik nodig heb. Ze geeft kusjes en knuffeltjes, ze wil graag hop-hop-paardje doen en dankzij de bruine boterham met boter die ik van haar vader kreeg, voel ik mij energieker worden. Energiek genoeg om na enkele uren met het kleine prinsesje op mijn rug de kamer door te stampen en boodschapjes-doen te spelen. Chapeau voor Amber! Zonder dat ze het doorheeft, dwingt de jongedame me uit mijn eigen zieligheid te stappen.

Tijdens The clash of the Titans smikkel ik plots mee van de mini-toblerones en celebrations. Veel mini-toblerones en celebrations. En ik eet ze zonder schuldgevoel of kostneigeingen. Mijn spiegelbeeld voor het slapen gaan is weer herkenbaar; een voorzichtig blosje op mijn wangen een duidelijke glimlach op mijn snoet. Daar staat een Coops, eentje die haar vaders naam eer zal aan doen.

woensdag 13 oktober 2010

Mokum: you love it or you hate it...

Tien jaar was ik. Aan de hand van mijn moeder zette ik de eerste stappen in de stad die door Wim Sonneveld – ja ja, we luisterden thuis graag naar de dubbel CD - bejubeld werd als de mooiste stad in ons land. Mokum aan de Amstel en het IJ. Met een eigenwijze Boefje-pet op mijn hoofd keek ik vol bewondering de wijde wereld in. Ik was op slag verliefd op de levendigheid, het karakter, de architectuur, de sfeer, de chaos van mensen met tig culturele achtergronden van onze hoofdstad. Het leek mij de ultieme plek om te wonen als ik later groot was, want wonen in Amsterdam…dan was je pas cool!

Inmiddels zijn we achttien jaar verder en kwam ik in de loop der jaren steeds een stapje dichterbij mijn doel. Van Heerlen naar Arnhem, een kleine zijstap naar Westervoort die ik liever vergeet, maar vervolgens de Randstad in. Ja, Krommenie is ook Randstad. De Zaanstreek ligt praktisch tegen Amsterdam aan en het is slechts een kwestie van tijd (en nog meer bebouwing) tot Zaandam en Amsterdam-Noord met elkaar versmolten zijn. Maar ja, het stadsmeisje in mij wilde zich niet zonder slag of stoot conformeren aan de dorpse mentaliteit, want ook al ben je in amper een kwartier in de echte stad, lijkt het soms wel een wereld van verschil. Zelfs Arnhem is nog stadser dan het Zaanse. Mopperdemopper, schop tegen een steen, trap tegen een paal. “Al dat boerse gedoe hier, rampzaaaaaaaalig! Ik heb niet eens een fatsoenlijke schoenenwinkel in de buurt!” Recalcitrant als ik kan zijn, vond ik het een verschrikking om niet binnen tien minuten in een echt stadscentrum te kunnen zijn (goed voor de portemonnee trouwens).

 Je zou dus denken dat mijn big move to the city in Maart mij vervulden met warmte, vreugde, een dream come true. En wat voor een droom. Ik ging niet zomaar in Amsterdam wonen, nee, ik betrok een appartement in het hartje van de Jordaan! Dat daar wat haken en ogen aanzaten, nam ik voor lief. So what dat mijn huisgenoot dwars door mijn kamer moest?? Die noodoplossing zouden we wel overleven. Toch?!

Groen en geel zag ik binnen enkele weken. Wat haatte ik Amsterdam, met al die kuttoeristen, al die kutauto´s, dat kutlawaai en die eeuwige kutchaos. Wat verlangde ik naar de rust in mijn inmiddels veilige, vertrouwde dorpje in de Zaanstreek. Dagelijks stapte ik weer met een donkere blik in die stomme trein om Zaandam na een stomme werkdag achter me te laten en naar mijn stomme huis in het stomme Amsterdam te gaan. Kutstad. Mopperdemopper, schop tegen een steen, trap tegen een paal. “Het kan me allemaal gestolen worden!!” En dan nog bozer worden op mezelf, omdat ik niet gewoon kon genieten van het feit dat ik woonde in de stad, waarvan ik altijd ambieerde om er te komen wonen.

Het was natuurlijk niet eerlijk om Mokum de schuld te geven van alles, want in feit kwamen mijn gemopper, geschop en getrap voort uit iets geheel anders. De oplossing is gevonden, de breuk is gelijmd, de huisgenoot is verdwenen. Alleen kreeg ik er een te hoge huur terug. Verhuizing 14 staat voor de deur, en o wat ben ik blij dat ik Amsterdam voorlopig nog niet uit hoef!! Ik hou van deze stad. Met al die gezellige toeristen, de rumoerigheid, het karakter, de architectuur. Ja, mijn 28-jarige hartje is voor altijd verpand aan de mooiste stad in ons land.

zondag 10 oktober 2010

53 plus 1

4 oktober 2010


54 dagen nu. Een getal dat papa nooit in levensjaren heeft kunnen bereiken. Ik sta aan de kade op het eerste marnixplantsoen waar de nodige kunstobjecten stil genieten van de oktoberzon. Het water van de grachten golft lichtjes door het briesje, het is echt een fantastische dag om niet aan het werk te zijn. Uit mijn I-pod klinkt te donkere, melodramatische rock muziek van Alter Bridge. "In loving memory", heet het nummer. Gitarist Mark Tremonti schreef het in nagedachtenis van zijn moeder, herinner ik me. Nee, ik heb het liedje niet bewust opgezet. Sterker nog, het liedje overvalt me ter plekke en ik kan niets anders dan in die heerlijke zon, met dat fijne briesje, in tranen uitbarsten. Ongegeneerd laat ik mijn emoties de controle overnemen, ik omarm mezelf, om de illusie te creëren dat papa me troost.

Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe sterker het besef en het gemis groeit dat papa dood is. Ik hoor zijn stem mij nog met een vaderlijke toon toespreken, ik visualiseer de typerende grimassen op zijn gezicht als hij een discussie aangaat, en ik lach inwendig om de geveinsde verontwaardiging en dramatiek toen hij hoorde dat ik in deze boze, gevaarlijke, gehaaste stad ging wonen.

Achter me vliegt een zwerm vogels opgeschrikt weg van het gras en ik hoop dat papa mee kijkt om alsnog te zien dat Amsterdam echt wel heel mooie en zelfs rustige plekjes kent. Ik verbeeld me doorgaans graag in dat hij samen met mijn maatje, Rémon, die twee weken na papa overleed, op een wolkje een biertje drinkt en ons hier gade slaat, maar dan schiet ik zo in de lach om de onwerkelijke combinatie van deze twee tegenstrijdige karakters, dat ik de kans aannemelijker acht dat papa zich bij zijn eigen 'old man' op een wat conservatiever wolkje heeft gevoegd.

Humor relativeert alles, dus ook het verlies van dierbaren. Ik ben een doorzetter, ik ben een Coops, zoals papa zou zeggen. Maar dat betekent voor mij dus ook het kiezen van de momentjes om het verdriet toe te laten. Want alsmaar doorbanjeren leidt uiteindelijk naar een breekpunt. Ja ja, papa, ik zwem heus wel, ik verzuip niet. Ik hoor papa's vermaning in mijn hoofd, hout hakken en water putten. Ik sta raap mezelf bijeen, veeg de tranen en uitgelopen mascara weg en wandel door de jordaan om nog wat boodschapjes te doen. Bij het passeren van Dikke Dennis' tattooshop herinner ik me kort papa's goedkeurende blik, waarmee hij zijn geruststelling liet blijken van het feit dat die vreselijke inktverminkingen op zijn dochters lijf tenminste niet zichtbaar.

Papa, je zal er altijd blijven, in elke herinnering. Jij bent er niet meer, maar je belangrijkste levensles leeft voor altijd voort. 54 dagen later, 54 jaar later.


"Gewoon doorgaan, je kan toch niet verliezen!" - Marcel Coops

Donker

10 augustus 2010


Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt. Volgens mijn moeder omschrijft deze Duitse regel uit Goethes "Klärchens Lied" de achtbaan waar mijn emoties soms doorheen gaan. Astrologen beweren dat het hoort bij het karakter van een tweeling. Gek genoeg hebben moederlief en de sterren (deze keer) gelijk. Ik heb een voorkeur voor het extreme, voor grenzen opzoeken. Althans, op bepaalde vlakken, want je zal me niet snel aan de rand van de Mount Everest zien bungelen, omdat ik de nieuwe ambitie heb gekregen 's werelds nummer 1 bergbeklimmer te worden. Daarentegen sta ik vooraan in de rij om naar een leuk verkleedfeestje te gaan, waar de gemiddelde leernicht nog van staat te knipperen met zijn ogen.


Over het algemeen ben ik dan ook de lachen-gieren-brullen meid die men het beste kent en weet ik mij door barre tijden met rechte rug heen te slaan. Soms wordt het echter ineens heel donker in mijn hoofd. De zon is dan al onder, maar de lantaarnpaal weigert dienst. En hoewel er gerust een kaarsje wordt aangestoken, blaas ik die net zo hard weer uit.


Ik, die open en bloot uitkomt voor haar mening, die schaamteloos haar wilde avonturen deelt met haar vriendinnen, ben als het erop aankomt zo gesloten als de kluis van de wereldbank. Praten? Ho maar. Nee hoor, niks aan de hand. Bij elke toenadering om iets in mij los te peuteren, ren ik als een professionele atleet weg. Even gauw de hoek om vluchten, pokerface op, onzichtbare muurtje omhoog.


Vanmorgen gebeurde dat weer. In de auto onderweg naar Limburg was ik zwijgzaam, iets wat mijn zusje natuurlijk opviel. Meerdere keren gaf ze me de gelegenheid om mijn gal te spuien, maar als twee slagbomen voor een spoorovergang blokkeerde 'iets' mijn verbale vaardigheid. Ik besefte heus hoe verwarrend dit voor haar moest zijn. Gisteravond uitte ik nog mijn dankbaarheid en bewondering voor haar. Nu zocht zij toenadering, maar kreeg ze de deur in haar gezicht gesmeten.


Ze is niet de enige bij wie dat gebeurt. Ik praat veel, maar vertel minder dan men denkt. Ik schrijf. Dus ik geef bij deze schriftelijk toe dat mijn optimisme en de mooie lessen die ik leer uit deze bizarre tijd, mij (tijdelijk!) volledig in de steek laten. Ik voel me verdoofd. Zeker na het zien van de lege blik in mijn vaders ogen, de ingevallen wangen. Zijn botstructuur wordt met de dag zichtbaarder en zijn gezicht doet me denken aan een kleimasker dat ik op de middelbare school fabriceerde voor handvaardigheid (en een 9 voor kreeg vanwege de diepte, de driedimensionaliteit). Hij eet noch drinkt, hij heeft geen kracht om te praten, zijn mond hangt half open en zijn adem klinkt onregelmatig, doordat zijn tong achter in zijn keel hangt.


Amper vijf dagen geleden grinnikten Rianne en ik nog naar elkaar toen papa als een driejarige protesteerde dat hij niet op de stoel wilde zitten, maar inmiddels kan ik de humor nergens meer van inzien.


Geen nieuwe levenslessen of prachtige ervaringen deze keer. Geen optimisme, geen dankbaarheid, geen lichtpuntje in de duisternis. Vandaag is de andere kant van mij aan de beurt. Vandaag is het donker.

Family Ties

9 augustus 2010


We zitten gedrieën aan de ronde tafel in de serre van mijn oma en opa´s huis.
““Mijn oma is mijn beste vriendin!”, wat een kwatschj!” tiert mijn oma als we het over hechte familiebanden hebben. Demonstratief gooit ze haar hoofd iets schuin in de lucht om haar ongeloof en afkeuring te benadrukken. Als brave kleindochters zijn Rianne en ik het uiteraard roerend met oma eens en simultaan gaan onze koppies op en neer.
“Ik ben heel blij met mijn kleindochters, maar jullie bespreken toch niet hetzelfde met mij als met jullie vriendinnen, dat zou niet goed zijn!”.


Vliegensvlug gieren er allerlei hilarische herinneringen van mijn avonturen als vrijgezelle avonturier door mijn hoofd. Anekdotes waar ik menigeen van zijn of haar stoel heb laten vallen van verbazing, plezier of minachting, maar welke ik nooit en te nimmer met mijn oma en opa zou delen. Of met andere familieleden, wat dat betreft. Ik grinnik in mijzelf en besef dat deze laatste opmerking me gerust stelt. Oma heeft godzijdank een gezonde perceptie van onze hechte band.


Onze kortdurende bespreking van familieverhoudingen zet mij later nog even aan het denken als ik met mijn zusje in het grote tweepersoonsbed op zolder lig. Ik heb jarenlang stellig van de daken geroepen dat ik ab-so-luut geen familiemens ben. Laat mij in het weekend maar lekker flierefluitend met mijn vrienden de stad onveilig maken; festivalletje hier, housefeestje daar. Al die jaren leefde ik bovendien met de opvatting dat mijn zusje en ik alleen verbonden waren door onze bloedband, maar dat we anders nooit vriendinnen zouden zijn geworden. Natuurlijk, we konden altijd bij elkaar terecht en hielden vanaf haar geboorte zielsveel van elkaar, maar de verschillen leken te groot om elkaar echt goed te kunnen begrijpen.


Tot vorig jaar oktober. Tijdens een weekend met - hoe ironisch - de familie is het tij gekeerd. Urenlang praatten we over hoe we elkaar te lang niet goed hebben begrepen en niet hebben geaccepteerd en hoe we dit niet meer wilden in de toekomst. Giebelend aan het diner, hand in hand huppelend naar het toilet en gillend in de achtbaan in de Efteling brachten we dat weekend samen door. Sindsdien zijn we net een siamese tweeling.


Samen opgegroeid, maar onze band groeit door. Zeker nu een van de meest prominente figuren uit onze familie op korte termijn gaat overlijden. Ik zie van dichtbij hoe kundig Rianne is in de omgang met zieke mensen. Ze begeleidt me gedurende elke stap van de verzorging van papa; ze legt me uit hoe ik hem het beste kan wassen, welke grepen hem de meeste steun geven als we hem overeind helpen en legt me uit waar al die medicatie voor dient.
Ik wist dat ze goed is in haar vak, anders was ze geen MBO-uitblinker van het jaar geworden en had ze haar opleiding tot kinderverpleegkundige niet versneld kunnen doen. Maar ik wist niet dat ik er op deze manier getuige van kon zijn. Dankzij haar kordate optreden voel ik me iets minder onbeholpen als ik een steentje tracht bij te dragen.


Mijn bewondering voor haar als persoon groeit elke dag weer die we samen doorbrengen. Zonder haar steun, zonder de lol die we samen hebben, haar gezelschap op feestjes, haar geruststellende blik als ik tranen in mijn ogen krijg om het verlies van papa, de kriebelmomentjes in de bioscoop, het stiekem genieten van een stukje rijstenvlaai in Heerlen, kortom; zonder Rianne zou ik deze periode lang niet zo goed aankunnen. Onze band overtreft elke genetische verbondenheid; mijn zusje is mijn beste vriendin!

Cadeautje

1 augustus 2010


Het mooiste geschenk dat men kan krijgen is het leven. De onmetelijke clichématigheid van deze stelling roept zoveel opstandigheid in mijn middenrif op dat ik de twee symbolische vingers-in-de-keel niet nodig heb om mijn verse aardbeitjes van vanmorgen te kunnen herkauwen. Wereldwijze opmerkingen die beweren dat je uit iedere ervaring iets positiefs dient te halen en dat alles uiteindelijk weer goed komt, vallen in dezelfde categorie. Clichés hebben een inherente capaciteit om mijn nekharen niet alleen overeind te laten staan, maar om mijn blonde, lange hoofdharen zelfs volledig in de knup te krijgen. Ik kom zelf ook vaak genoeg op de proppen met deze slimme zinsneden, hoor. Ik ben in geen enkel opzicht onschuldig.


“Lieffie, ik begrijp hoe moeilijk het voor je is. Ik heb ook op dit punt gestaan, maar vergeet niet dat je hier sterker uit komt en weer een wijze les rijker bent!” Ik hoor mijn eigen stem resoneren in mijn hoofd, wil mijn mond het liefst afplakken met zilveren duct tape en mijzelf als een heipaal de grond in timmeren. Eigenlijk is niemand hiermee geholpen.


Weet je nog de ergste cliché is? De cliché der clichés, zeg maar. De übercliché, heerser in het land van inhoudloze spreuken. Ik heb het over het cliché dat elke cliché waarheid is en tot stand is gekomen door de eeuwige cirkel van het leven, omdat er niets nieuws onder de zon is.


Ik doe er lekker toch nog een schepje bovenop. Ik ga elke allergie die men onmenselijk acht in de klassieke clichéhater activeren. Deze clichéhater zal mijn ogen uit de kop willen krabben, ze vervolgens als pingpongballetje willen gebruiken voor een wedstrijd muizen-tennis en wanhopig aan mijn voeten vallen, smekend om eens iets inspirerends te schrijven. En weet je? I don’t care.


Het boeit me niet dat het een cliché is dat ik door de afgelopen maanden ben gaan realiseren dat de aanschaf van een nieuwe I-phone 4 met een 64 gigabyte geheugenkaartje niet meer dan een lachstuip opwekt. Ik kan enorm genieten van de prachtige momenten die we nu nog met mijn vader delen. En hoe verschrikkelijk optimistisch het ook klinkt, ik geloof dat het leven ook echt een heel mooi geschenk is.


Het mooiste geschenk heb ik dus toch maar mooi van mijn vader gekregen. En van mijn moeder niet te vergeten; zij heeft immers negen lange maanden zitten broeden op dit kippetje. Bij het leven hoort de dood (weer zo’n cliché); stof tot stof. Lang zal het leven van mijn vader niet meer duren, des te wranger is het natuurlijk dat hij veel pijn heeft – zij het niet door de tumor, dan wel doordat zijn spieren geen beweging krijgen en pijnlijker worden. Maar niet getreurd, papa heeft op zijn beurt weer een cadeautje van de dokter gekregen. Zijn “new best friend” stelde zich enkele maanden geleden voor als Morfine en komt nog steeds langs. Altijd als pleister, nu ook als neusspray en wellicht binnenkort als pompje. Ondanks zijn veelzijdige reputatie kunnen wij allemaal ontzettend met Morfine lachen; hij bezorgt papa de meest memorabele avonturen.


Maar ook al zweven Papa en Morfine naar het winnen van de wereldkampioenschappen snooker, papa is zwak, versuft en enorm hulpbehoevend. Voor zijn vrouw is het de afgelopen maanden ongekend zwaar geweest, zeker gezien haar eigen ziekte. Dat wij - mijn zusje en ik - dus de afgelopen dagen konden helpen, was voor haar een opluchting en voor papa een opleving. Wassen, de haren kammen, scheren, schone kleren aan, eten geven, ondersteunen met lopen, maar vooral liefde geven en knuffelen. De urenlange aandacht die wij hem konden geven trok alle energie uit ons, maar zorgde dat hij zodanig opknapte, dat hij gisteren zelfs de kracht in zijn stem terug vond en een stukje opera zong. (Dit overigens tot grote verontwaardiging van de huisarts die op dat moment binnenstapte en naar aanleiding van een telefoontje van mijn vader eerder die dag een stervend hoopje ellende verwachtte. Ik moest mijn lach inhouden om de betrapte blik op mijn vaders ingevallen gezicht, toen hij als een stout jongetje onterecht (!) op de vingers getikt werd voor het spelen van spelletjes. Maar dat terzijde.)


Ik maak mij geen illusies. Alvleesklierkanker met uitzaaiingen naar de lever is niet te genezen, zeker niet in dit stadium. De artsen kunnen hem niet redden, laat staan dat zijn dierbaren dat kunnen. Desondanks voelde het de afgelopen dagen voor mij alsof we hem een stukje leven terug konden geven, al is het maar voor even. Net als dat hij het mij 28 jaar geleden gaf. En dat - hoe cliché ook - is het mooiste geschenk dat ik ooit iemand heb kunnen geven.

Het gevecht van de adelaars

27 juli 2010

Volgens mij zou iedereen zich rot schrikken als er ineens twee adelaars in zijn of haar slaapkamer rond zouden vliegen. Op zich niet zo gek. Deze enorme beesten staan bekend als zeer krachtige roofvogels met scherpe klauwen en een haakvormige snavel waar zelfs de meest angstaanjagende piraat nog voor zou buigen. Carnivoren zijn het en wellicht daardoor dé oplossing voor mijn muizenplaag, maar dat is een andere kwestie. De adelaar, ook wel de arend genoemd, is niet de minste onder de gevleugelde diersoorten, dat is duidelijk.


De adelaar staat al eeuwen symbool voor van alles en nog wat. Het is het wapendier van de Duitse Bondrepubliek, op de Mexicaanse vlag staat een arend met een slang in zijn snavel en zo zijn er nog aardig wat landen die met deze vogel hun onafhankelijkheid en macht aan de wereld wilden tonen. Net als dat mannen grote auto’s willen om de gevuldheid van hun pantal- o nee, portemonnee mee te showen.


Volgens de Romijnse mythologie gebruikte Jupiter, de oppergod en tevens god van de hemel en het onweer, Aquila – Latijn voor adelaar – als attribuut. Later werd de adelaar symbool van Johannes de Doper in de Christelijke iconografie. Deze religieuze symboliek staat niet op zich. Het feit dat de adelaar het hoogst in de hemel kan vliegen van alle diersoorten, wordt ook door indianen gezien als een teken dat deze vogel heel dicht bij de Grote Geest komt en ons de wijze les leert dat het leven uit zowel donker als licht bestaat.


Grootheids(waan-)zin versus goddelijke kracht. Inemienemutte tien pond grutten, ik kies de laatste, ondanks dat ik nou niet bepaald waarde hecht aan religieuze symboliek. Mijn vader doet dat wel namelijk. Deze nuchtere, academisch geschoolde jurist heeft het klooster zover gekregen dagelijks voor hem te bidden, is gezegend door diverse pastoren en krijgt wekelijks bezoek van de Pater om hem weer een heilige communie te bezorgen.


Gelooft-ie daar nou echt in of is dit een amusante uiting van zijn theatrale karakter? Het één sluit het ander niet uit, maar waar ik van overtuigd ben, is dat het perfect past bij wie hij is. Ik herinner me dat hij altijd zei dat hij de Paus wilde worden. En als klassiek geschoold musicus richtte hij zich altijd wanhopig tot de heilige maagd Maria om te bidden voor zijn dochter die de voorkeur gaf aan hard rock.


Gisteren vertelde hij – onder invloed van een behoorlijke dosis morfine, moet ik erbij vertellen – dat hij zich vaag herinnerde dat hij vanmorgen getuige was geweest van een gevecht tussen twee adelaars. In zijn slaapkamer. Ze vlogen ter hoogte van de kledingkast en de deur naar de gang. Waarom ze in gevecht waren? Nou, omdat ze naar het toilet moesten. Gelukkig werd mijn vader gered. Door wie kon hij niet vertellen, maar deze gedaantes waren een beetje geelgoud gekleurd en gaven veel licht.


Ik moest mijn lach inhouden om deze prachtige hallucinaties. Maar aan het einde kreeg ik kippenvel…

Liefde voor vader(land)

2 april 2010

You win or you lose. Zo simpel is het in een wedstrijd. Onze calvinistische instelling die wij “Hollandse nuchterheid” noemen, wordt volledig aan de kant geschoven op het moment dat ons elftal ergens een balletje moet verplaatsen of als Sven een paar duizend meter op de schaatsen rijdt. Massaal trekken we naar de plaatselijke stamkroeg om in ons oranje tenue als idioten naar een tv schermpje te staan schreeuwen. Het zijn de momenten waarop wij ons eindelijk eens durven te laten gaan. Een biertje, een bitterballetje (de snack die overigens weer helemaal terug is van weggeweest), warmte en saamhorigheid. Kortom, de liefde voor het vaderland vlamt weer even op. Mooi!


Des te wranger was het natuurlijk toen onze Sven door een stomme vergissing zijn kans op de gouden medaille in rook op zag gaan. Het had niks te maken met een slechte prestatie of te weinig voorbereiding. Die jongen was in topvorm! Nee, het was een vergissing van zijn trainer, door wie hij uiteindelijk verloor. Nou ben ik totaal niet competitief ingesteld als het gaat om sport, maar ik weet wel dat verlies eerder te accepteren is als het een gevolg is van je eigen falen, dan wanneer de kans op overwinning ontnomen wordt door stommiteiten of externe factoren waar je weinig invloed op hebt. Een kans missen is klote, een kans niet eens krijgen, behaalt de overtreffende trap.


Kanker is net zo iets. Dat is gewoon kut, nog kutter als je er niet eens wat tegen kan doen, omdat je er te laat achter bent gekomen - wat overigens geen medisch falen is, maar gewoon de stomme pech dat je een tumor aan de alvleesklier niet voelt groeien, tot het te laat is. Papa is in amper twee maanden tijd van een relatief gezonde man van middelbare leeftijd (die overigens altijd wel iets te jammeren had) verschrompeld tot een broodmager, ziekelijk bleek en afhankelijke kankerpatiënt. En nu blijkt dat zijn vriendin een kwaadaardige tumor in haar rechterborst heeft. Eraf met die handel! Volledige amputatie. Vreselijke samenloop van omstandigheden, maar aangezien er volledig vertrouwen is in haar herstel, bleef de priemende vraag hangen: Wie zorgt er dan voor mijn “arme, oude vader” (zijn zelfomschrijving toen alles nog gewoon was zoals het hoorde)?!


Ik trek meteen mijn denkbeeldige harnas aan (moed). Klim op mijn viriele paard (trein) en beveel hem om mij in een ongekend tempo naar de Limburgse landschappen te rijden. Klaar voor de strijd! Helm op, zwaard (morfinepleisters) in mijn rechterhand, een schild (voedzame dieet shake gevuld met omega-3 vetzuren) in mijn linker. Uit volle borst roep ik: “Vader, deze vechtlustige jonkvrouwe, uw oudste dochter, komt u redden!”


Van zijn repliek heb ik weinig kunnen verstaan, aangezien hij op het moment van ons telefoongesprek een bloedtransfusie onderging en weinig kracht noch stemgeluid had. Wat er is blijven hangen, zijn zinnen van “Je moet me hier niet mee overvallen” tot “We zoeken wel hulp hier uit de buurt”, en van “De hulp van je zusje neem ik wel aan, omdat ze professioneel verpleegkundige is” tot “Je komt maar af en toe een dagje”. Weer een illusie armer. Ik, notabene zijn bloedeigen dochter, word niet in staat geacht om haar vader te voeren, aan te kleden, te zorgen dat hij zijn medicatie neemt, er voor hem te zijn. En ik maar denken dat liefde het belangrijkste ingrediënt was! Nou heb ik een ongekende capaciteit om de mooiste visualisaties uit mijn fantasie aan te boren, maar ik sta stevig genoeg met beide benen op de grond om te weten dat ik mijzelf niet kan omtoveren tot supernurse (één zorgwonder in de familie is voldoende). Is dat dan nodig om voor je vader te zorgen? Niet dat ik weet. Als zijn levenspartner voor hem kan zorgen, moet ik dat volgens mij ook kunnen. Mijn inzet zal gegarandeerd net zo oprecht en doortastend zijn.


Ik heb voldoende perspectief; mijn ongestreden, kansloze – maar heldhaftige – poging om voor mijn vaders kwaliteit van leven te vechten, wordt volledig overschaduwd door zijn slag tegen Goliath. En toch voel ik me een klein beetje Sven. Ik wil zo graag deel uitmaken van zijn leven, ook nu het tot zijn einde komt. Deze kans ontneemt hij mij, de herinnering dat ik mijn papa ook heb geholpen, komt er niet. En dat maakt me boos, gefrustreerd, machteloos.


Even zen: ik sluit mijn ogen, breng mijn vingertoppen naar elkaar en leg mijn handen clichématig op mijn knieën. Acceptatie is het sleutelwoord, maar verdomd moeilijk om toe te passen!


Papa, ik hou van je.

Tegenstellingen

30 januari 2010

Volgens Einsteins relativiteitstheorie bestaat alles in het universum uit tegenpolen. Wie het Bernini mysterie heeft gelezen, zal weten dat deze leer zich bezig houdt met energie, mechanica, en nog meer moeilijke natuurkundige begrippen, waar leken als ik verder weinig van begrijpen. En toch krijgen we er in het dagelijks leven continu mee te maken; licht versus donker, goed versus kwaad, ziek versus gezond.

Ziek. Dat is mijn vader. Erg ziek. Dodelijk ziek. De tegenstelling tussen leven en dood wordt hierdoor eng tastbaar. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe ik om zou gaan met het nieuws als één van mijn dierbaren zou komen te overlijden door ziekte. Vaak dacht ik dat ik echt kapot zou gaan van verdriet. Nu het zo ver is, kom ik er echter achter dat er een kracht in mij schuilt, die ik weliswaar eerder al had ontdekt, maar diep had weggestopt. Natuurlijk ben ik verdrietig; het gevoel van onmacht dat je krijgt als je je vader ziet lijden, vreet aan je. Maar het relativeert alle andere zorgen en problemen om je heen. Niks nieuws, natuurlijk, dat alles futiel lijkt in vergelijking met een stervende vader. En toch is het voor mij een mooie openbaring. Want hoe verschrikkelijk deze periode ook is, des te mooier wordt elk moment dat ik nog kan leven met de wetenschap dat ik mijn papa nog kan opbellen. Hij ís er nog! Het is waanzinnig om te beseffen dat elk moment een geschenk is, het is ontzettend waardevol om zo dicht naar mijn zusje, Rianne, toe te groeien en het is rustgevend om te horen dat mijn vader vol vertrouwen is over hoe ik ooit (later als ik groot ben) terecht zal komen.

En zo is deze nare tijd een verrijking voor mijn persoonlijke ontwikkeling; de positieve les die ik leer uit een negatieve ziekte kan niemand mij afnemen. Net als dat geen enkele rotziekte ooit de mooie herinneringen (en toekomstige herinneringen!) aan mijn vader zal wegvagen...

There´s a first time for everything...

30 maart 2009

De sterretjes blijven uit, maar ik voel wel een lichte verschuiving van mijn kaak. Ik sta in de ring. De boksring. Geen onbekende plek, aangezien ik vier keer per week aan kickboxen doe. Maar terwijl ik normaal gesproken met de trainer op 'pads' train, zijn we nu aan het sparren. En heb ik mijn eerste klap op mijn kaak te pakken. Mijn eerste schrikreactie is huilen, maar al snel slaan mijn tranen om in felle woede en sla ik ongenadig terug. There's a first time for everything!


Nog een aantal 'first times' die ik de afgelopen tijd heb mogen meemaken.
- Eerste (en waarschijnlijk ook laatste) keer afstuderen acht maanden geleden.
- Eerste fulltime baan, eveneens acht maanden geleden.
- Eerste recessie die ik bewust meemaak (als ik de kranten moet geloven is het nogal een shock dat er een generatie bestaat die voor het eerst echt hun broekriem moeten aantrekken).
- Eerste keer ontslagen. Twaalf dagen geleden. Juist. Als gevolg van mijn eerste recessie.


Mooie balans, twee leuke 'first times' en twee minder memorabele momenten. Er is echter nog één ding wat ik hier niet noem, maar wat toch wel met kop en schouders hier bovenuit steekt. Althans, voor mij dan, het nieuws zal er verder niet bol van staan in tegenstelling tot het niet nader te noemen K-woord. Ik heb anno 2008, niet lang geleden dus, een tijd waarin we ons toch behoorlijk progressief waanden, een tijd waarin mannen en vrouwen de holbewoner in zichzelf redelijk uit konden schakelen, voor het eerst te maken gekregen met seksuele intimidatie. Op de werkvloer.


Dat klinkt een heel stuk viezer dan dat het in feite was. Een schouderklopje hier en daar kunnen we natuurlijk allemaal wel eens gebruiken. Maar niet vijftien keer per dag. (Voordat er een of andere psychoanalyse op me wordt losgelaten; nee, ik heb geen traumatische jeugd, waardoor ik moeite heb met het incasseren van complimentjes.) Ik heb simpelweg problemen met werkgevers die mij constant willen aaien. Ik twijfel geenszins aan mijn hoge aaibaarheidsfactor, hoor! Maar veelvuldig verzoek om mijn aaibare gestalte te laten voor wat het is, resulteerde helaas in een ongevraagde zoen op mijn wang, een bemoedigende streling over mijn knieholte, dubbelzinnige opmerkingen, nog meer enge schouderklopjes, een gespannen sfeer op het werk en uiteindelijk in een hysterisch gejank van een vrouw (ik) die 'niet meer kan samenwerken met die man'! Yup, het gebeurt nog steeds. Bazen die denken zich alles te kunnen permitteren, aangezien ze er altijd al mee weg kwamen.


In het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen heerste er een informele, open sfeer waarin iedereen zich thuis kon voelen (een beetje TE huiselijk naar mijn smaak). Wat meneer de directeur even vergat was dat MVO ook over respect voor andermans grenzen gaat. Een draai om zijn oren van zijn zakenpartner en het inschakelen van een code-woord als ik hem te dichtbij vond komen, moest onze samenwerking weer een tweede kans geven. Eind goed al goed! Niet dus. Want verantwoording nemen voor je daden, is meneer de directeur geheel vreemd. Zowel op zakelijk gebied als op andere vlakken is het veel gemakkelijker om de vinger naar de ander te wijzen. Zo heb ik bijvoorbeeld een 'probleem met intimiteit' dat ik vast van mijn familie heb. Vallen jou de schoenen al uit?! Mij wel (goede reden voor nieuwe laarzen). Vervolgens werd mij de vraag voorgelegd 'hoe ik dat dan met mijn vriendje doe'. Subtiel, meneer de directeur. Heel subtiel om mij naar mijn seksleven te vragen. Een nieuwe baan zoeken, was dus voor de hand liggend. En toen werd ik ontslagen.


Het was alsof de goden mij hebben gehoord. Vijf weken vakantie (en de tijd om iets anders te vinden) en eerder verlost van de grijpgrage handjes en nasty opmerkingen van Mister Creep! Helaas betekent dat ook veel tijd om te winkelen, zonder dat ik het geld heb, maar dat is slechts een luxe probleem. In plaats daarvan benut ik deze tijd om mijn allereerste blog te schrijven. Geheel kredietcrisis-proof! En met een beetje kickbox-oefeningen ben ik na deze 'vakantie' ook geheel bestand tegen werkgevers die mij willen aaien, want dit gebeurt mij maar één keer!


Michelle


ps: het code-woord was 'kiwi'!