maandag 8 augustus 2011

Alle eerste laatste keren


Time flies, met en zonder fun. Gelukkig vooral mét. Best gek, zo snel als een jaar voorbij gaat en wat er allemaal gebeurt. Alle eerste keren zonder een geliefd persoon passeren de revue. De eerste keer kerst zonder papa's 'vrolijk kerstfeest'. De eerste keer het nieuwe jaar in zonder zijn stem te horen. De eerste keer beseffen dat er een jaar geleden nog niets aan de hand was. Tot 11 januari, de dag van de diagnose, dan. 

6 februari 2010, de laatste keer dat papa een wandelingetje maakte met zijn dochters door de buurt en spot on wist te vertellen welke kasten van huizen bewoond werden door louche figuren uit de onderwereld. Begin mei 2010, de laatste keer dat Rianne en ik gezellig alleen met papa waren en voor hem zorgden terwijl zijn vrouw door dezelfde vreselijke ziekte in het ziekenhuis lag. En die data komen in 2011 weer terug.

Weet je nog? Het is nu een jaar geleden voor het laatst gebeurd. Op 21 juni was het een jaar geleden dat papa mij voor het laatst feliciteerde met mijn verjaardag. Op 29 juli was het een jaar geleden dat papa zijn laatste heldere moment had, waar wij god-zij-dank bij waren. 5 augustus, het laatste gesprek dat we met papa voerden, ook al was-ie lekker in de bonen door de morfine.

10 augustus, de laatste keer dat we hem levend zagen, dat we papa lekker verzorgden, zijn hand vasthielden en dat ik hem kon laten zien dat ik zijn kettinkje droeg. Hij kon bijna niets meer, niet drinken, niet eten, zijn tong lag krachteloos achter in zijn keel, mond half open, maar het naderen van het einde van Verdi's opera kon hij met een bibberende hand aangeven. Het was de dag dat ik verdwaasd de trein instapte om terug naar Amsterdam te gaan, omdat ik niet in de buurt van Limburg kon blijven waar alles om ziekte en dood draaide. De dag dat ik mezelf in huis opsloot en een god waar ik niet in geloof huilend smeekte om mijn vader te verlossen uit zijn lijden. 

Donderdag is het de eerste keer weer die datum. Die akelige 11 augustus dat hij om 19.30 's avonds met zijn moeder aan zijn zijde eindelijk het leven durfde te laten voor wat het was. De avond waarop wij allemaal blij waren dat papa geen pijn meer had, ook al betekende het een onbeschrijflijk gemis in ons hart. 

Het is deze week de eerste keer weer 11 augustus. Een jaar al, zo kort nog maar. We gaan natuurlijk gewoon door, met alle mooie, pijnlijke, dierbare en treurige herinneringen, maar deze week zijn we even een beetje off the radar. 

woensdag 12 januari 2011

Later als ik groot ben, word ik schrijfster...


“Hey Mich, ik wil graag dat jij dat boek voor me schrijft.” En dan ineens sta je voor de keuze. Doorgaan met solliciteren naar een baan als loonslaaf of met bibberende knieën vanaf de springplank de duik nemen in de richting van het freelance bestaan? Als overtuigde aanhanger van de theorie dat de kosmos je met een reden op een kruispunt zet, kon ik niet anders dan toegeven dat  een kans als deze maar zelden op je pad komt. Maar freelancen doe je niet zomaar ‘effe’ en ik realiseerde mij terdege dat het leven als ZZP-er niet zuiver en alleen gesteund kan worden op leuk kunnen schrijven.
Blijkbaar vond mijn omgeving mijn aarzeling volstrekt belachelijk. Zij wisten het natuurlijk allemaal beter dan ik. Ik kreeg bijna mijn liefs betweterige wijsvingertje in mijn ogen, die al jarenlang beweerde dat ik professioneel moest gaan schrijven, omdat dát mijn droom was. Toegegeven, daar had hij allang gelijk in, maar soms duurt het even voor mij om dat in te zien.
Dus nu is de knoop doorgehakt. Ineens ga ik zelfstandig ondernemen. Geen baas die me vertelt wat ik moet doen, geen saaie, standaard werkweek, geen strubbelingen met collega’s en een veel aantrekkelijker uurloon. Daarentegen vergt het een flinke dosis zelfdiscipline (in the pocket), het inleveren van mijn weekend (hmmm…), het plegen van acquisitie (help!), dure verzekeringen (zucht) en een spontaan ontwikkelde vaardigheid in boekhouden – wat voor een economische nitwit als ik niet vanzelfsprekend is.
Gelukkig hoef ik het wiel niet zelf uit te vinden. Het UWV biedt naar eigen zeggen een steuntje in de rug. Vol hoge verwachtingen bezocht ik dus gisteren hun “Workshop Zelfstandigen”, in de veronderstelling dat een of andere management goeroe zijn ultieme wijsheden met de groep ondernemers-in-de-dop  zou delen. Daar kwam ik toch even bedrogen uit! Inhoudelijk gezien had het hele seminarium niets te maken met zelfstandig ondernemen zelf, maar werd er in een klein uurtje doorgenomen welke regeltjes en verplichtingen er gelden voor het starten vanuit een uitkering. Een voorbeeld van de logica der UWV; Tijdens de eerste zes weken – de ‘onderzoeksperiode’ – mag je geen website online hebben (acquisitie is niet toegestaan), heb je geen sollicitatieplicht (fijn), maar ben je verplicht om een baan aan te nemen, indien aangeboden (hè??).  Schiet mij maar lek.
Gelukkig heb ik nog altijd een redelijk hoge pet op van de kamer van koophandel, waar ik aanstaande maandagavond een seminarium “starten met de KVK en belastingdienst” zal bijwonen, want na het lachwekkende debacle van gisteren, zou ik bijna argwanend worden ten aanzien van instanties die startende ondernemers op weg willen helpen. Maar we blijven gewoon optimistisch uiteraard.
Het traject van het idee naar het daadwerkelijk beginnen, is spannend. Door het schrijven van een ondernemingsplan moet ik goed nadenken over alle facetten van het runnen van mijn eenmanszaak. Waar sta ik voor? Wat is mijn missie? Wat zijn mijn kernwaardes? Mijn alwetende omgeving zal het allemaal worst wezen, maar voor mij zijn het reuze interessante discussiepunten. Het maakt mijn eerste project in ieder geval nog levendiger; de geschiedenis van een familiebedrijf vertellen in boekvorm, betekent onderzoeken wat de oprichter indertijd heeft bewogen om als ondernemer aan de slag te gaan. Ik zie een stukje ‘common ground’, zoals de Engelsen het zeggen. Leuk schrijven is één, maar het eigen kunnen maken van een verhaal, betekent betrokken zijn. “Ja Mich, ga ik doen!”

zondag 5 december 2010

Sushi en stokjes

“Slechte stokjes”, zo kopt een artikel in het magazine Panda dat ik als donateur van het Wereld Natuur Fonds regelmatig op mijn deurmat tref. De productie van wegwerkstokjes draagt bij aan enorme ontbossing in China. Daar heb je wéér zoiets! dacht ik onmiddellijk. Wie mijn blogs een beetje volgt, herinnert zich nog wel hoe ik mij enkele weken geleden in een heftige tweestrijd bevond, na het lezen van een artikel over het uitsterven van tonijn. Door mijn sushi liefde. Schijnbaar zorgt het Oosterse antwoord op bestek bij mijn sushi dus óók al voor de teleurgang van onze aarde. Het lijkt wel alsof ik overal boze ogen op mij gericht krijg vanwege het feit dat ik mijn verknochtheid aan rauwe vis met rijst en zeewier graag met het geschreven woord bevestig.
Honderd voetbalvelden per dag; dat is wat er nodig is om aan de vraag van 45 miljard paar eetstokjes in China en 18 miljard voor de export te voldoen. Afwasbare stokjes zouden in combinatie met het reinigen ervan nog duurder zijn, zo eindigt het korte artikel. Dus wat dan wel? Goed, hoe ze dat in China gaan oplossen, laat ik verder maar aan de Oosterlingen over, maar er zal vast een oplossing zijn zodat ik mijn geweten alsnog een ietsiepietsie kan geruststellen.
Om mijn eigen houten eetstokjes, ooit aangeschaft bij de Wereldwinkel, in mijn tas mee te nemen naar mijn favoriete sushi restaurant in Amsterdam gaat me net iets te ver. Ook zie ik mezelf nog niet met mes en vork in een maki prikken. Mijn tien geboden zijn een oplossing, maar ik visualiseer dan toch snel een uitgehongerde holbewoner die de stukken kip van het bot scheurt en verwerp de gedachte. (Behalve bij de handroll, waarbij de naam van het sushi gerecht de etenswijze verraadt.) Ik besluit deze oplossingen en tegenargumenten maar even te laten voor wat ze zijn.
Verder bladerend in het magazine stuit ik op een overzicht van de resultaten van een jaar ‘natuur beschermen’. Warempel, vis kan tegenwoordig ook ecologisch verantwoord worden gekweekt! Hoe je die vis herkent? Aan het Aquaculture Stewardship Council (ASC) keurmerk, het volstrekt logische antwoord op de duurzaam gevangen vis met het MSC-keurmerk en bovendien een (onder andere) Nederlands initiatief. ASC vis is kweekvis zonder troep. De instantie controleert grondig op het gebruik van antibiotica, checkt de kwaliteit en zuivering van het water en het visvoer. En is wellicht (zo concludeer ik zelf) ook heel lekker in de sushi.
De naamsbekendheid van MSC-keurmerk is inmiddels gestegen naar 22%. Eén op de vijf mensen weet dus van het bestaan van duurzame vis af. Bovendien zijn er maar liefst 500 producten met dit keurmerk te verkrijgen, ergo, geen excuus meer om verantwoorde vis te verkiezen boven de met uitsterven bedreigde soorten. De keuze voor gezonde vis wordt met het ASC-keurmerk eveneens gemakkelijker.
Tevreden bedenk ik dat ik mijn voorkeur voor vis geenszins aan de kant hoef te zetten voor mijn gezondheid of voor deze planeet, dankzij de herkenbaarheid van keurmerken. Nu nog een definitieve oplossing bedenken voor die eetstokjes. Toch maar mijn olifanteneetstokjes mee in de tas?

vrijdag 19 november 2010

Framily

Ik ben van de generatie die opgroeide met de huwelijken en echtscheidingen van Ross, Rachels middenblonde lokken, Monica’s dwangmatige schoonmaaksessies, Joey’s dubbele pizza’s, de humor van Could-you-BE- wearing-any-more-clothes Chandler, en Phoebe’s muzikale “Smelly Cat” optredens in Central Perk. Volgens mij is het zeldzaam, zo’n hechte groep die op bijna incestueuze wijze allerlei onderlinge liefdesrelaties overleeft. Met buikpijn van het lachen, soms op het puntje van mijn stoel zittend vol verwachting of Ross en Rachel nu eindelijk weer bij elkaar kwamen, herinner ik mij dat ik stiekem jaloers kon zijn op deze groepsdynamiek. Want ook al is vriendschap nooit zomaar onvoorwaardelijk, het is altijd een bewuste keuze en (als het goed is) gebaseerd op een oprechte behoefte om deel uit te maken van elkaars leven. Ik ben dus blij met de herhalingen op Net 5.
Familie kies je niet. Die krijg je cadeau, of je er nu blij mee bent of niet. Ik roep al jaren dat ik geen familiemens ben. Alle belevenissen van het afgelopen jaar zetten mij daarover toch even aan het denken. Het overlijden van een van mijn belangrijkste familieleden drukte mij flink met de neus op de harde feiten, waardoor ik steeds meer besefte dat ik mijn vader niet zelf nog beter kon leren kennen, maar dat ik het moet doen met de herinneringen van mijzelf en anderen. Familie bijvoorbeeld. Je zou dus verwachten - ik hoopte het in ieder geval - dat die tumultueuze maanden ons wel nader tot elkaar zouden brengen!
Mooi niet dus. Deels mijn eigen schuld, hoor, want de kant van de familie waarin geen ziekte en dood voor kwam, heeft het even moeten ontgelden. De veeltallige bezoekjes van afgelopen zomer waren te vergelijken met een verblijf in een hotel en de maanden daarop moesten ze het doen met bijna doodse stilte. En als er geen stilte heerste, was er schriftelijk gebrul. Zonder genade kreeg mijn moeder behoorlijk wat verwijten te verduren en moest mijn wijze, 84-jarige oma regelmatig een poging wagen om de hoog opgelopen gemoederen te sussen.
 Het gekke is dat ik me totaal niet druk maak over deze ietwat bekoelde familiaire relatie. Waarom niet? Omdat ik het volle vertrouwen heb dat de winter wel weer voorbij trekt en de zon ons vanzelf weer opwarmt. Er zijn echter andere familiebanden die door alle seizoenen heen jarenlang in de vrieskist hebben gestaan en waarvan mijn vader in zijn laatste maanden hoopte dat ze gauw in de oven werden gezet. En ach, familie is onvoorwaardelijk, zeggen ze wel eens, dus waarom niet?!
De hartelijke uitnodiging om een weekend af te komen hebben mijn zusje en ik ook zonder moeite omarmd. Lekker eten, een warme jacuzzi in de tuin, een eigen slaapkamer met en-suite badkamer; méér kan een gast niet wensen. Dat er in de moeilijke tijd van rouw nauwelijks interesse werd getoond, nam ik voor lief. Zelf hebben ze immers ook het een en ander te verwerken. Kerst vieren samen met deze kant van de familie? Waarom niet?! Het bleek wishful thinking.
Plat gezegd werden mijn zusje en ik van harte uitgenodigd, maar is aanhang niet welkom. Niet bij deze gelegenheid, niet dit jaar. Alle andere keren wél, dat moet ik erbij zeggen. Nou breekt mij de Jimmy Choo!!! En geloof mij, die zijn me zeer dierbaar. Kerst is wat mij betreft de tijd om door te brengen met je geliefden en dat is mijn wederhelft alweer bijna 4,5 jaar (die vier maandjes pauze eerder dit jaar laten we buiten berekening). Het moet niet gekker worden, of moeten we in 2010 soms eerst drie dagen een Wesley en Yolanthe trouwerij nastreven voor wij als volwaardig stel worden gezien?! Ik heb hartelijk (ja, inclusief de letter r) bedankt voor de uitnodiging.
Wéér een illusie armer, toch geen open plek in de vrieskist gecreëerd, maar wél een hernieuwde waardering voor de kant van mijn familie die zich ietwat verwaarloosd voelde de laatste tijd. Dat ik geen familiemens ben, is wéér bevestigd. Godzijdank heb ik veel lieve vrienden met wie ik met buikpijn van het lachen kopjes thee kan drinken in een Amsterdamse versie van Central Perk!

woensdag 10 november 2010

Spiegeltje spiegeltje aan de wand...

Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is de duurzaamste in het land? Morgen, 11 november 2010, is het de dag van de duurzaamheid. Een uitstekend moment om eens goed bij mijn eigen gedrag omtrent dit onderwerp stil te staan. Vorige week schreef ik nog vol verontwaardiging over het sushi verspillende gedrag van een mannelijke medepassagier, maar slechts enkele dagen later werd ik even heel hard met de neus op de feiten gedrukt. Met het schaamrood op mijn kaken las ik in de krant dat de toenemende populariteit van sushi er inmiddels voor heeft gezorgd dat er bijna geen tonijn meer te krijgen is. Een pijnlijke confrontatie.
Wist ik dat dan nog niet?!! Ik hoor anderen al gniffelen om deze naïviteit. Ja, natuurlijk ben ik op de hoogte van de problematiek rondom overbevissing. Ik let er dan ook op dat ik vis koop met het MSDS keurmerk, of iets dergelijks. Maar dat die kleine iniministukjes vis in die overheerlijke maki’s, handrolls en nigiri’s mij schuldig maken aan een gebrek aan evenwicht in het ecosysteem, zo ver had ik nog niet eens gedacht.
Rechts dwarrelt een engeltje op mijn schouder die mij vermaant om een consequent te zijn in mijn standpunt. Links ploft het duiveltje neer, die mij van een waslijst met excuusjes voorziet. De discussie verloopt ongeveer als volgt;
E: “Tel al die iniministukjes tonijn eens bij elkaar op en dan ben je gewoon nog zo’n hork die bijdraagt aan het vangen van een praktisch uitgestorven vissoort”
D: ”Ja maar, ik laat mijn stukje vlees ook al staan, dan compenseer ik toch mooi?!”
E: “Geen vlees, wel vis? Lekker inconsequent.”
D: “ja, maar in vlees zitten hormonen en antibiotica, dus daarom eet ik dat niet.”
E: ”IN VIS ZIT OOK TROEP! Wat dacht je van al die chemische stoffen in het visvoer?”
D: “Ehm, ok, maar vis wordt tenminste niet door de kop geschoten.”
E: “Denk je nou echt dat vissen met pluchen handschoentjes worden geaaid tijdens de vangst?”
D: “Ja hallo, moet ik mijn vis nu ook al opgeven uit principe?! Ik heb toch iets van proteïnen nodig?!”
E: “Dierlijke eiwitten zijn prima te vervangen door noten, zaden, soja en dergelijke…”
D: “Soja maakt me dik. Ik heb geen zin in al dat oestrogeen.”
E: “En je draagt ook nog leren schoenen, hè dame?”
De ruzie in mijn hoofd wordt op dit punt stante pede het zwijgen op gelegd. Nobody touches my shoes! Ik heb diep respect voor veganisten, want ik kom toch telkens tot de conclusie dat het doden van dieren weliswaar op te wrede wijze gebeurt, maar dat het eten van dieren deel van de cirkel des levens is. Vegetariër zou ik mijzelf dus ook niet noemen, ik houd het lekker op flexitariër.
Ben ik dan niet duurzaam genoeg? Vleestransport is een van de grootste oorzaken van CO2 uitstoot. Als iedereen zijn stukje vlees minimaal één keer per week achter wegen laat, kunnen we die uitstoot al verminderen. Dus de 7 dagen dat ik ervoor kies om geen vlees te eten, vind ik toch wel redelijk duurzaam. Ik pak de fiets en de trein, ik weiger bloemen te kopen, vanwege de elf liter water die er voor de productie nodig is, ik doe alle spaarlampen uit als ik weg ga, gooi geen eten weg, ik probeer de kachel niet te vaak aan te doen en mij zal je later niet blij maken met een zuipschuit op wielen.
Probeer ik mijzelf nu goed te praten? Nee, ik ben mij bewust van het feit dat mijn kledingkast vooral uit tuniekjes en skinny's bestaat die niet van ecologisch katoen zijn gefabriceerd. En grote kans dat er kleine kinderhandjes uit India aan mijn jurkjes hebben gewerkt. Het is echter wel iets waar ik steeds bewuster van ben geworden. Ik hoop dat jullie met mij meedoen hierin. Eventjes extra nadenken over de kleine dingen die je kunt doen of laten. Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen keuzes en de gevolgen ervan. De dag van de duurzaamheid verandert dan hopelijk ooit in 365 dagen per jaar duurzaamheid: de norm. Dan zijn we allemaal de mooiste in het land...

dinsdag 2 november 2010

Sushi verspilling

Vrijdagmiddag. Het is iets na vijven. Ik zit in de intercity vanuit Zaandam naar Amsterdam centraal en terwijl ik me probeer te focussen op mijn net aangeschafte boek, zie ik in mijn ooghoek dat de man aan de andere kan van het gangpad wel akelig dicht met zijn snuit op zijn laptop zit. Maar als ik vervolgens goed kijk naar deze vreemde houding, blijkt dat hij net een hap neemt van een stukje sushi. Als een uitgehongerd weesje kijk ik smachtend naar hoe hij een tweede hap van een ‘maki’ naar binnen werkt. Tot dusver wekken zijn acties alleen nog maar jaloerse gevoelens op, maar als hij vervolgens de resterende sushi onaangetast in de prullenbak gooit, moet ik mijzelf ervan weerhouden om niet hysterisch à la Tom Cruise gillend op de bank te gaan springen - maar dan uit protest, in plaats van verliefdheidswaanzin.
Woest kan ik erom worden; voedselverspilling. Natuurlijk weet ik niet of de sushi van mijn reisgenoot wellicht uit zijn eigen koelkast kwam en inmiddels de houdbaarheidsdatum verstreken had. Evengoed is het dan een net zo kwalijke zaak, in mijn ogen. Koop dan wat minder in, ook al staat een legere koelkast misschien minder gezellig. En als je het niet lust, bewaar je het toch voor je liefje of je moeder?!
Volgens een factsheet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uit mei 2010 gooien we met z’n allen op jaarbasis voor € 2,4 miljard aan voedsel weg, en dan zijn producenten, horecagelegenheden en supermarkten niet eens meegerekend. Die gooien er namelijk nog een € 2 miljard bovenop. En dat terwijl we in 2050 wereldwijd 9 miljard mensen moeten kunnen onderhouden. Voor velen is dat nog de spreekwoordelijke ver-van-mijn-bed-show. Nou, zullen we het dan wat dichter bij huis houden? Per jaar gooi jij 8-11% van alles wat je in de winkel koopt de prullenbak in. Dus twee sneetjes van elk brood, een paar blokjes van die lekkere chocoladereep, een ruime portie aardappelen per zak, driekwart glas cola van elke fles, minimaal twee flesjes bier van een krat. Dat komt uiteindelijk neer op 50 kg per jaar, in erge gevallen zelfs 120 kg. Best zonde.
Een vriendin van mij heeft de tenenkrommende gewoonte om alles wat ze overhoudt aan eten genadeloos af te danken. De helft van de rijst wordt niet bewaard om de dag daarna een ander heerlijke maaltijd mee te bereiden, de twee overgebleven rundervinken belanden niet in de vriezer, maar op de vuilnisbelt en ze wist me zelfs ooit te vertellen dat ze een appeltaart - na er twee stukjes van te hebben gesnoept - maar aan de pedaalemmerzak toekende, aangezien ze die toch niet met haar vriendje opkreeg. Ik heb mijn mening niet onder stoelen of banken gestopt, toen ik dat hoorde. Niet alleen vanwege mijn eigenbelang (die appeltaart had namelijk een heel prettig verblijf in mijn maag kunnen krijgen), maar vooral omdat ik me op kan winden over de onverschilligheid die eraan ten grondslag ligt. De globale voedselverdeling is al zo krom als een hoepel, hoe kun je nou – wetend dat er bijvoorbeeld duizenden mensen na de aardbeving in Haïti sterven van cholera, maar ook van de honger – zo veel goed eten weg pleuren? Het toppunt van ondankbaarheid en desinteresse!
Ik denk dat wij dus zo nu en dan best kritisch naar ons eigen gedrag mogen kijken als het gaat om ons eten. Maar er ligt uiteraard ook een aanzienlijke rol weggelegd voor producenten. Volgens Dr Guillermo Hough, specialist op het gebied van houdbaarheidsdata, zijn producenten veel te voorzichtig met het bepalen van dergelijke data. Een trucje om de verkoop op te krikken, zal een cynicus beweren, maar daar heb ik persoonlijk niet zoveel mee.
En de overheid? Die gaat eens goed kijken hoe de huidige wetgeving voedselverspilling in de hand werkt en hoopt bewustwording over dit onderwerp te vergroten. Niet alleen onder de huidige consument, maar ook die lieve (b)engeltjes die we dagelijks naar school brengen.
Wat betreft de sushiverspillende meneer naast mij…ik heb dan misschien geen controle over anderen, maar wel over mijn eigen daden. Vrijdagavond heb ik heerlijk genoten van een kopje soep en een paar sushi handrolls!

donderdag 21 oktober 2010

Ik snap er geen *** van!

Lieve papa,

Had jij dat ook? Dat je er niets van begreep dat opa er ineens niet meer was? Zomaar, na amper zes weken ziek te zijn geweest, was-ie foetsie. Eerst nog lekker aan het genieten van zijn pensioen, plots met een gele huidskleur in het ziekenhuisbed, om er binnen de kortste keren tussenuit te piepen.
Zo ervaar ik het in ieder geval; ongeloof. Het kan bijna niet echt zijn. Dat mensen overlijden, weet ik donders goed. Maar wat het betekent om je papa te verliezen, blijft voor mij nog een beetje abstract. Ik kan er niet goed bij. De meest voor de hand liggende ervaringsdeskundige die ik hierover had kunnen raadplegen, was jij en toch is het zeven maanden lang niet één keer in me opgekomen om jou te vragen hoe jij het verlies van opa hebt ervaren. Gek hè?!
En toch ben jij dood. Jij lag in die kist. Correctie, jouw lichaam. Jij was allang vertrokken. Ik knuffelde een uurtje na je overlijden met je lichaam, niet met mijn papa. Het was je hand op mijn gezicht, maar het was geen aanraking. Het was een statige, wassen pop die we een week lang opgebaard hadden in jouw huis. Hij leek wel een beetje op je, méér ook niet. Gedurende die week tot aan de crematie stonden we dagelijks met een liefdevolle blik naast je kist, zelfs tot aan de ovens toe, waar het vuur toch echt niet kon verhullen wat er ging gebeuren. Hoe confronterend kun je het hebben, toch?
Ik snap er in ieder geval geen snars van. Nog steeds niet en het is inmiddels alweer tien weken geleden dat jij het voor gezien hield. Ik begrijp niet dat ik je nooit meer kan zien. Ik kan niet bevatten dat je mij nooit meer een vaderlijke knuffel zal geven. Hoe kan ik dat in hemelsnaam bolwerken als elke herinnering aan jou zo levendig blijft? Ik hoef maar het station op Amsterdam centraal uit te stappen en ik kijk tegen het Victoria hotel aan, waar wij elkaar vorig jaar november troffen. De Bijenkorf blijft hét warenhuis waar wij met zijn tweetjes lekker een hapje gingen eten. Jij wilde altijd de wijnafdeling in grote Albert Heijn filialen bezoeken, dus ik hoef maar boodschappen te gaan doen en het voelt alsof je naast me loopt om op je op jouw unieke en theatrale manier te verrukken over de prachtige indeling van de winkel. Ik lig in gedachte naast je op bed televisie te kijken, waar we ons samen te verwonderen over de kundigheid en het gemak waarmee Ceasar Millan , de dog whisperer van National Geographic Channel, de meest maniakale viervoeters tot makke lammetjes transformeert. Ik zie nog elke grimas op je gezicht, van geveinsde schok tot Hollandse nuchterheid. Ik herken de vertrouwde blik in je ogen, ik voel je armen om mij heen en zou me bijna weer ontworstelen aan die plakzoenen van je. Daar werd ik knettergek van, maar ik zou nu de luttele spaarcenten op mijn rekening opgeven om er nog een paar te krijgen.
Papa, hoe kan het nou dat je dood bent, maar voor mijn gevoel nog zo levend bent? Hoe kan het nou dat ik ondertussen die verstikkende pijn voel als ik in bed lig en onwillekeurig aan je denk? Hoe kan ik dat groeiende besef, dat als een bijtend zuur mijn ziel binnen sijpelt, het spreekwoordelijke plekje geven? Hoe moet ik ooit die tranen stoppen die spontaan over mijn wangen biggelen, terwijl ik serieus aan het werk dien te zijn? Hoe kan dat nou, papa?
Dikke plakzoen terug,
Mick